Slingers

Op zoek naar het verleden waarin de kern ontstaan is van wie ik nu ben, bladerde ik in het fotoalbum van mijn oudste zus. Ik zag veel fotootjes van feestjes. Glazen omhooghoudende, lachende mensen die erg veel lol leken te hebben. Mijn zussen met hun verloofdes, mijn broers met meisjes die snel hun verloofdes zouden worden.

De plaatjes tonen het leven in de jaren vijftig, dat grotendeels aan mij voorbijging. Ik was te jong om de ernst en plicht van alledag op me te voelen drukken. Het was een tijd waarin lichtzinnigheid nog veilig was opgesloten achter de hekken van het fatsoen. Alles had een doel, niets mocht zinloos zijn. Doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg, was het credo.

Je toekomst zou een afspiegeling zijn van het leven van je ouders. Een baan, een vrouw/man, een huis, kinderen. Een huwelijkskandidaat was onontbeerlijk in dit scenario. Een fiets had immers ook een voor- en achterwiel. Wie balans in het leven zocht moest een levenspartner vinden.

Op de zwartwitplaatjes zag ik beelden van levens die al waren ingekaderd. Alles lag vast, lust bestond alleen in het woord werklust. Maar de mensen leek dat niet te deren. Ze lachten, dronken, rookten en zongen of de poort van het paradijs wijd open stond. Op de laatste feestfoto’s liepen ze een polonaise met rare hoedjes op. Plotseling viel me op wat ontbreekt op die foto’s: feestslingers.

Die kwamen pas veel later. Toen welvaart ons overspoelde en innerlijke rijkdom alleen niet meer voldoende was. Iedereen moest kunnen zien hoe leuk je het had. Wat je zag werd belangrijker dan wie je werkelijk was. Daarom heb ik zo’n hekel aan die kleurrijke papierslingers. Ze staan voor mij voor de schijn die het zijn draaglijk moet maken.