Afbeelding
Foto: Reinier Jansen

Wandeltips

Het klinkt zo eenvoudig: wandelen. Je stapt naar buiten, trekt de deur achter je dicht en gaat op pad. Iedereen kan het. En toch komt er vaak wel wat meer bij kijken. Niet voor dat korte ommetje van een paar kilometer, maar wel als je langere wandelingen wil gaan maken.

Rustig beginnen

Tip 1 is dan ook, begin rustig. Een rondje door je wijk, en de dagen daarop nog eens. Schrijf je niet in voor de eerste de beste wandeltocht van 10 kilometer. Luister daarbij goed naar je lichaam, en ga vooral niet over grenzen heen. Het is belangrijk om je (wandel)conditie rustig op te bouwen

Opbouwschema

Wie langere afstanden wil wandelen, doet er goed aan een opbouwschema te gebruiken. Hoeveel tijd je precies nodig hebt, hangt af van je conditie, leeftijd, aanleg en wandelervaring, maar voor een sportief iemand met wandelervaring moet twaalf weken voldoende zijn om van 10 naar 50 kilometer te komen.

Dikke vingers

Als je een tijdje gewandeld hebt, kan het zijn dat je vingers dik worden. Dat komt vaak voor onder wandelaars. Hoewel ze meestal geen ernstige klachten veroorzaken kunnen ze soms toch behoorlijk vervelend zijn. De vingers kunnen behoorlijk pijnlijk zijn en daarnaast maken ze het ook lastig om je gadgets te bedienen.

Gelukkig is dit probleem relatief eenvoudig te voorkomen. De vuistregel is hierbij dat je de armen en vingers goed blijft bewegen tijdens het lopen. De eenvoudigste manier is om tijdens het wandelen iets vast te houden en daar regelmatig in te knijpen. Je kan hiervoor een stressbal of een flesje water gebruiken, maar er zijn ook speciale stokjes hiervoor te koop.