Piet Post.
Piet Post. Foto: Maik Jansen

over zijn jonge jaren (2); tabak, varkens en de Bossche markt

'Mijn vader en moeder hadden een gemengd bedrijf. De hoofdteelt was tabak. Ze hadden ook zes melkkoeien, vier tot vijf fokvarkens, wat jongvee en ongeveer vijftig of zestig kippen. Dan had je zelf een ei en de rest van de eieren verkocht je aan huis. En de groenten hadden we zelf op het land. Daarvoor hoefden we niet naar de winkel.

De fokzeugen waren om jonge varkens te krijgen. Die jonge varkens verkochten we aan de varkenshandel. De handelaren waren Kiske van Beem of Van Os. De jonge varkens brachten op per stuk. Het varieerde van ongeveer 5 tot 10 gulden per stuk.

Er waren ook mensen die zelf naar de Bossche markt gingen. Als die man naar de markt ging, kreeg hij de boodschap mee van zijn vrouw: 'je brengt de varkens niet mee terug, je stopt ze maar bij een ander in de ben, we hebben al genoeg varkens'.

Ons gezin bestond uit vader en moeder, vier meisjes en twee jongens. Drie meisjes hebben eerst op een atelier gewerkt, de andere werkte thuis in de huishouding. Na vier of vijf jaar zijn ze "voor d'r eigen" begonnen met het maken van kleren, jurken en mantelpakken.
Toen ik 27 jaar was en mijn broer Jan 34 jaar, hebben we een rolkas gekocht. Die kon je op drie vakken verrollen. En we hadden al een kas van ongeveer 2.000 vierkante meter staan. In die rolkas teelden we groenten en aardbeien.
In de bestaande kas aardbeien en tomaten. En we hadden nog zo'n 1.200 eenruiters. Daar teelden we ook aardbeien in en na de aardbeien andijvie. Zodoende was er werk genoeg.'