Kratje bier

De man had het postuur van een bekende volkszanger, tatoeages en dorst. Dat laatste bleek uit het krat bier-in-de-aanbieding dat hij met een ferme zwaai op de lopende band bij de AH-kassa kwakte.

De caissière was piepjong. "U hoeft maar één flesje op de band te leggen", zei ze, onbewogen naar haar schermpje starend. "Hoef ik er dan ook maar één te betalen", bulderde de man en keek rond of zijn grap werd gewaardeerd. Ik beantwoordde zijn grijns met een laf glimlachje.

"Heeft u een bonuskaart", vervolgde het meisje onverstoorbaar. De man zocht in zijn portemonnee. "Shit, vergeten! Ik bel mijn vrouw wel even", schalde de man en ging staan bellen. Hij schreeuwde nu nog harder. "Ja, met mij. Waar zat je nou? Ja, na zes keer overgaan. O, buiten. En je telefoon lag binnen. Jaja. Maakt ook niet uit. Ik heb de bonuskaart vergeten. Ik sta al bij de kassa ja. Kun je hem brengen? Wat? Nou en! Er lopen hier meiden genoeg in een kort broekje. Zonder beha? Dat ziet geen mens. Schiet nou maar op."

Steeds meer mensen volgden ademloos het volksdrama. De caissière bleef professioneel kijken, alsof ze een onderdeel was van de machine waarachter ze zat. Zó jong en nu al aanvaard dat plicht de enige kans op vrijheid biedt, schoot het door mijn hoofd.

Een medewerker leidde de man en zijn krat naar de servicebalie. Even later liep ik met mijn winkelwagen naar buiten. Daar stond de man met een rood hoofd nog steeds in zijn mobieltje te schreeuwen. Blijkbaar had hij zijn vrouw nog niet overtuigd. 'Een bonuskaart maakt meer kapot dan drank goed kan maken', dacht ik en laadde fluitend mijn autootje vol.