Het stenen kruis in Afferden.
Het stenen kruis in Afferden. Foto: John van Gelder

Kerstverhaal

Het steenen cruys, Afferden

Door Ton van Hulst

Het is koud, de avond voor Kerstmis in het jaar 1542. Een gure wind bij temperaturen ruim onder het vriespunt houdt de mensen binnen, dicht bij het vuur. De paden en wegen op het Gelderse platteland in de smalle strook land tussen de rivieren Maas en Waal zijn leeg en uitgestorven. Toch is er beweging op de dijk, bij Afferden.

Een monnik, pater Fidelis genaamd, loopt tegen de snijdende wind in, van zijn klooster naar het gehucht Leeuwen, om er de heilige mis te lezen. De Kerst-mis, het feest van geboorte en vrede. De pater overdenkt nogmaals zijn preek, waarin hij wil benadrukken dat alle mensen toch uiteindelijk hetzelfde doel nastreven en vooral op elkaar aangewezen zijn. Waarom ruzie zoeken, haat en nijd in stand houden, oorlog voeren, terwijl je diezelfde energie veel beter kunt gebruiken om elkaar te helpen, wetende dat je ooit zelf ook hulp nodig zult hebben.

Door de windvlagen heen meent pater Fidelis lawaai te horen. Stemmen. Geluiden van metaal op metaal. Na een kleine honderd meter dringt het tot hem door. Hij hoort het hoefgetrappel en de woeste en rauwe, overslaande stemmen van Koenraad van Leeuwen en Egbert van Dennenoord, twee onverbeterlijke vechtersbazen, die het al bijna hun hele leven met elkaar aan de stok hebben. Waarover? Oorspronkelijk ging het om een klein stukje land, waarvan de mannen elkaar het eigendomsrecht betwistten, maar in de loop der jaren was er nog van alles bijgekomen, terecht of onterecht.

Zo leefden ze al die tijd in bittere onmin met elkaar, en nu, net op deze kerstavond, waren ze elkaar tegengekomen op de dijk. Zwaar bewapend vallen ze elkaar aan, met hun lange zwaarden. De dijk is bijna te smal voor het gevecht; telkens als ze naar elkaar uithalen moeten ze oppassen niet van de dijk te geraken, want dat zou een zeker verlies hebben betekend voor degene die onder aan het dijklichaam terecht zou komen.

Niemand hoort hun woedende kreten, niemand is getuige van de felle slagen waarmee de vechtersbazen op elkaar inhakken en de ander proberen te raken waar ze maar kunnen. Van enige tactiek is geen sprake in dit razende gevecht; bij beiden overheerst de wens de tegenstander nu voor eens en voor altijd uit de weg te ruimen. Met een uiterst verbeten trek om de mond en uitpuilende ogen zien ze alleen elkaar; ze slaan geen acht op de naderende figuur die uit het duister langzaam opdoemt.

Pater Fidelis wordt bijna woedend als hij de twee kemphanen in blinde haat bezig ziet. Ondanks een wat angstig gevoel in zijn hele lijf versnelt hij zijn pas en roept hij de mannen van een vrij korte afstand toe, zo luid hij maar kan.

'Het is kerstavond, gij lieden! Het geeft geen pas op deze avond van vrede op zo'n manier met elkaar om te gaan. Vrede, heren, ook voor u beiden! Steekt de zwaarden in uw schede! Vergeet uw ruzies en onenigheid, en sluit vrede. Uw beloning zal dubbel zijn, in dit leven en hierna!'
Heel even zijn Koenraad van Leeuwen en Egbert van Dennenoord van hun stuk gebracht. Ze staan stil om te zien wie die gek is die hen durft te storen in hun gevecht, terwijl ze wel op hun hoede blijven om te zien of de ander niet gauw gebruik maakt van de situatie om een beslissende slag uit te delen.

'Pater Fidelis! Maakt dat ge wegkomt! Ge hebt hier niets te zoeken! Ga maar preken bij de boeren en de dagloners! Laat ons met rust! Ge hebt hier niets mee te maken!'

Meteen daarna hervatten de strijdende landeigenaren hun heftige strijd. In het licht van de maan ziet Pater Fidelis bloed. Langs het linker voorbeen van Egberts paard druipt een flinke streep bloed, afkomstig van de berijder, die last lijkt te hebben van een verwonding aan zijn bovenbeen. Koenraad heeft een lange, diepe snede opgelopen in zijn linkerarm. Ook hier vloeit het bloed. De twee mannen zijn ziedend, volkomen door het dolle van woede en pijn, en zien nog maar één doel voor ogen; de ander doden, zo snel mogelijk.

Koenraads paard steigert plotseling, werpt zijn berijder bijna af. Egbert schrikt even van deze onverwachte beweging en probeert de voorbenen van het andere paard te ontwijken. Van dat moment maakt Pater Fidelis gebruik om de mannen nogmaals toe te roepen.

'Mannen! Heren! In naam van God, in naam van de Schepper, in naam van de Allerhoogste! Legt uw wapens neer! Gij zult niet doden! Gij zult niemands leven nemen op kerstavond! Verdoemenis wacht u zo u hiermee doorgaat! Gebruikt uw verstand en sluit vrede!'
Echter, met nog meer fanatisme pogen de twee er nu snel een eind aan te maken. Een misstap van zijn paard doet Koenraad even aarzelen. Hij komt plotseling in een zeer kwetsbare positie. Egbert heft zijn zwaard voor de laatste, beslissende slag. Nu kan hij zijn vijand eindelijk overwinnen.

Pater Fidelis springt tussen de twee paarden in. Met zijn nek vangt hij de moordende slag op die Egbert voor Koenraad had bedoeld. Zonder geluid zakt hij ineen en sterft.

De twee vechtersbazen staken verschrikt hun strijd, beseffende wat ze aangericht hebben. Beiden voelen zich even schuldig aan de dood van deze vrome man, en keren huiswaarts, zwijgend, naast elkaar op hun rijdier.

De volgende ochtend wordt Pater Fidelis gevonden door dorpelingen, die op bezoek gaan bij familie. Hun kerstfeest is verziekt, vergald door een brute moord.
Samen met enkele anderen baren ze het levenloze lichaam, met een lichte glimlach op de lippen, op voor het altaar in de kleine dorpskerk. Enkele dagen later wordt Pater Fidelis in kleine kring eerbiedig begraven.

Egbert van Dennenoord en Koenraad van Leeuwen komen niet over hun spijt en wroeging heen. Ze durven zich niet meer tussen de mensen te vertonen en slijten de rest van hun leven in een klooster, ver weg.

Niet veel later plaatst men, aan de rand van de weg op de dijk nabij Afferden, als herinnering aan die vreselijke moord, een eenvoudig stenen kruis.