De hardwerkende Nederlander

Het is zoiets als de ideale echtgenote, de betrouwbare VVD'er of de onpartijdige verslaggever, je hoort erover, maar hebt er nooit een ontmoet: de hardwerkende Nederlander.

Ik ken wel mensen die met veel plezier en bezieling hun vak beoefenen en ik ken mensen die heel erg hun best doen om van een rotbaan nog iets te maken. Er zijn ook mensen die de kantjes er vanaf lopen en mensen die veel uren maken om minder thuis te hoeven zijn, daartussen zit nog van alles, maar dé hardwerkende Nederlander? Nooit ontmoet.

Toch moet hij/zij bestaan.

Minister-president Rutte heeft het vaak over deze virtuele steunbeer van onze economie. 'Daar heeft de hardwerkende Nederlander recht op.'

'Dat zijn we aan de hardwerkende Nederlander verplicht.'

Maar waarom zijn we - als hij zou bestaan - iets verplicht aan de hardwerkende Nederlander? Max Dendermonde publiceerde in 1954 de roman 'De wereld gaat aan vlijt ten onder'. In dat boek wordt al betwijfeld of de door hard werken bereikte vooruitgang wel zo'n zegen is. Inmiddels weten we dat ongebreidelde vooruitgang ook donkere kanten heeft. Zacht uitgedrukt.

Volgens mij is de term hardwerkende Nederlander bedacht door politici om duidelijk te maken voor wie zij in de Tweede Kamer zitten. Daarmee zeggen ze ook voor wie ze geen poot uitsteken: voor studenten die maar nét genoeg studiepunten sprokkelen, voor op de arbeidsmarkt kansloze senioren, voor levensgenieters met een parttimebaan, voor mensen met een beperking en voor zij die denken dat de wereld aan vlijt ten onder gaat.

In dit rijtje hoort nu ook Ybeltje Berckmoes, de vrouw die zes jaar niets deed in de Tweede Kamer en nu met een natrapboek furore wil maken. Ze kan met haar gebrek aan talent en inzet hooguit burgemeester worden, vinden een aantal van haar VVD-partijgenoten. Maar zelfs dat baantje zit er nu niet meer in voor Ybeltje. Een luie, talentloze nestbevuiler met zo'n naam vergeet niemand meer.