Doemdag

Soms zijn er van die dagen waarop je beter in bed kunt blijven. Deze week had ik er zo een. De stroom was uitgevallen dus koffie zetten en douchen was onmogelijk.

Eigenlijk moet je dan, als je zoals ik de deur niet uit hoeft, lekker weer onder de wol kruipen. Maar ik was eigenwijs, maakte van de nood een deugd en ging op de fiets aan mijn conditie werken. Als ik daarna lekker bezweet thuis kwam, zou ik waarschijnlijk wel kunnen douchen. Helaas. Diep in de Duitse plattelandsjungle kreeg ik een lekke band. Na drie kwartier lopen met mijn fiets aan de hand in een plots losgebarsten hoosbui was ik weer thuis.

Drijfnat, moe, een depressie nabij. Nog steeds geen stroom. Een lekkere warme douche zat er niet in, koffie ook niet. Dan maar droge kleren aan en naar de supermarkt voor brood en beleg. Ik zocht in mijn natte kleren naar mijn portemonnee, maar die was nergens te vinden. Verloren. Waarschijnlijk op een boerenpad in Duitsland.
In paniek zocht ik mijn kleren nog eens na en keek op logische en minder logische plekken. Niets. Ik besloot met de auto naar de buurtsuper te rijden en onderweg bij mijn zus aan te gaan om geld te lenen. Voor haar deur parkeerde ik mijn auto vlak naast zo'n paaltje van gerecycled plastic. Oppassen bij het wegrijden dacht ik nog toen ik naar binnen liep. Mijn zus had wel koffie. Ouderwets gezet met heet water uit de fluitketel. Heerlijk. Na twee koppen koffie en het uitwisselen van de laatste roddels kreeg ik 50 euro en vertrok. En natuurlijk, u voelde de bui al hangen, was ik dat verrekte paaltje vergeten. Een knerpend geluid bij het wegrijden maakte dat duidelijk. Een brede zwarte streep en een flinke deuk ontsierden het rechterportier.

Vervuld van zelfmedelijden reed ik naar de Appie. Zo vervuld dat ik een auto van rechts niet zag aankomen. Door bruusk te remmen wist mijn medeweggebruiker een aanrijding te voorkomen. Hij stapte uit. Brede schouders, smal snorretje, moordlustige blik. "Mot jij een ram voor je kop, blinde randdebiel. Ik schrik me kapot, mafketel!"
"Sorry, ik lette even niet op'', stamelde ik. "Maar het is goed gegaan, toch?" Hij schopte hard tegen de voorkant van mijn auto, stapte vloekend en tierend weer in zijn bolide en scheurde met gillende banden weg.

Heel voorzichtig reed ik terug naar huis. Zo langzaam dat een politieauto me passeerde en een agent me sommeerde te stoppen. "Zo meneer aan de wandel met uw auto. Heeft u gedronken? Mag ik uw rijbewijs?" Dat mocht wel, maar kon niet. Zat in mijn portemonnee. Na het uitschrijven van een vette bon mocht ik verder.

Thuis kroop ik in bed, bij het terugslaan van het dekbed viel mijn portemonnee op de vloer.

Opgelucht en uitgeput viel ik in slaap.

Morgen zou alles beter worden.