Koos Ebben.
Koos Ebben. Foto: Maik Jansen

De Maas en Waler Dat ben ik: Koos Ebben

Mens De Maas&Waler dat ben ik

In de rubriek 'de Maas & Waler dat ben ik' maken we wekelijks kennis met een inwoner van deze regio. Wie zijn ze, wat doen ze en waarom wonen ze hier. Maar ook, wat zouden ze graag toevoegen aan de regio? En aan welke plek hebben zij bijzondere herinneringen? Het resultaat, bijzondere portretten van gewone mensen met een eigen verhaal.


Naam:                 Koos Ebben
Leeftijd:                 69 jaar
Woonplaats:         Deest

Stap de hobbyschuur van Koos Ebben in en je waant je in een andere wereld, namelijk die van brommers, de grootste passie van Koos, Deestenaar in hart en nieren. In het oog springt een witte Tomos met verhoogd stuur uit het jaar 1967, zijn eerste brommer. Onder wat doeken verstopt, tovert Koos een prachtige rode Kreidler driewieler vandaan, die hij zelf bouwde. Doordat Koos op 53-jarige leeftijd werd afgekeurd wegens rugklachten, een bekend fenomeen bij bouwvakkers, werd zijn hobby het opknappen en verkopen van bromfietsen. Koos houdt van het bouwen van speciale projecten, zelfs een boot vervaardigde hij. Volgens zijn vrouw Mieke, met wie hij vijftig jaar getrouwd is, is hij een echte uitvinder.

Efkesweg

Koos vertelt: ‘Met een vriend richtte ik ruim dertien jaar geleden de brommerclub ‘Efkesweg’ op. Een bromfietsclub voor liefhebbers waarvan ik de voorzitter ben. Samen met het bestuur organiseren we de drukbezochte jaarvergadering en elke maand een mooie rit door het Land van Maas en Waal. Twee dingen die nu even in de ijskast staan door de coronamaatregelen. Ook ons clubhuis, gevestigd in café 't Zwaantje in Deest, is al die tijd al gesloten. We hopen dat we binnenkort weer een rit kunnen organiseren en daarna daar een drankje te kunnen drinken. En natuurlijk wil ik dan graag weer biljarten, ik ben namelijk al vijftig jaar lang lid van de biljartclub.’
Naast brommeren en biljarten, is Koos oprichter van het festival Zeeltje Rock, waarbij bands op het water spelen. Een jaarlijks festival dat gretig aftrek vindt bij muziekliefhebbers en waarbij grote namen op het podium staan. Koos: ‘Mijn vader is geboren in het huis bij het Zeeltje. Ikzelf ben in Nijmegen in het ziekenhuis geboren, omdat mijn moeder daar lag. Toen ik vier jaar oud was, overleed zij. Mijn vader bleef achter met vijf kleine kinderen; van anderhalf, vier, zes, acht en tien jaar. In die tijd waren de voorzieningen minimaal, waardoor alle kinderen verspreid over de familie werden opgevangen.’ Koos ging bij opa en oma Ebben wonen. Een heftige periode voor het hele gezin. Na anderhalf jaar werd er een huishoudster gevonden, waardoor het gezin herenigd werd. Kort daarna hertrouwde zijn vader en werden er nog drie kinderen geboren.

Kattenkwaad

‘Het was fijn om als kind te spelen en te ravotten in Deest. Na school, ik zat op de Aloysiusschool voor jongens, gingen we bij het Zeeltje vlotten bouwen en vissen en nesten zoeken bij de ganzenkuil, wat toen nog een bos was. En als we kattenkwaad uithaalden, moesten we bij politieagent Loeffen aan huis strafregels schrijven’, vertelt Koos lachend. ‘Al vroeg moest ik gaan werken, omdat er thuis geld nodig was. Op mijn dertiende bracht ik met de fiets de krant rond, honderden kranten per dag. Zo leerde ik als krantenbode alle inwoners van Deest kennen. Daarna heb ik nóóit meer gefietst. Toen ik vijftien jaar werd, ging ik bij de glasfabriek in Tiel werken. Daar kwam ik elke dag met de bus samen met andere werknemers vanuit Deest. Toch moest ik op een gegeven moment een voor nu ondenkbare keuze maken: je haar afknippen of ontslag nemen. Ik heb voor dat laatste gekozen, want lang haar was in de flowerpowertijd in de mode.’

Deest

Deest was vroeger een industriedorp, weet Koos te vertellen. Er waren twee steenovens, een pannenfabriek, een scheepswerf, een meubelfabriek, een betonfabriek en transportbedrijven. Uit de hele omgeving kwam men in Deest werken. Het was dan ook niet moeilijk voor Koos om nieuw werk te vinden. Het werd de pannenfabriek en daarna de meubelfabriek. Later schoolde hij zichzelf om tot timmerman. In 1969 ontmoette Koos in Wamel zijn vrouw Mieke tijdens een optreden van de band The Thrills. Samen werden ze fan van The Rolling Stones. Als het even kan, wonen ze concerten bij. Het liedje ‘Sympathy For The Devil’ is er bij de dochters met de paplepel ingegoten. De hoop is dat ze ooit nog een keer naar een concert kunnen. Ook al vindt Koos dat er veel veranderd is in Deest - er zijn veel bedrijven verdwenen, kinderen kunnen bijna nergens spelen zoals zij vroeger, alles is afgebakend, het drukke verkeer en je mag zonder vergunning niet eens vissen - hij blijft een Maas en Waler en een echte Deestenaar. ‘Als ik thuiskom, rijd ik steevast over de dijk en ben ik blij dat ik Deest weer zie.’

Door Anne-Bregtje Schelfhout