Jan Reijnen.
Jan Reijnen. Foto: Maik Jansen

De Maas&Waler dat ben ik: Jan Reijnen

Mens

In de rubriek 'de Maas & Waler dat ben ik' maken we wekelijks kennis met een inwoner van deze regio. Wie zijn ze, wat doen ze en waarom wonen ze hier. Maar ook, wat zouden ze graag toevoegen aan de regio? En aan welke plek hebben zij bijzondere herinneringen? Het resultaat, bijzondere portretten van gewone mensen met een eigen verhaal.

Naam: Jan Reijnen
Leeftijd: 73 jaar
Woonplaats: Puiflijk

Geboren in de Tweede Wereldoorlog als oudste zoon in een boerengezin, 'we reden nog met kar en paard', stond Jan voor een keuze. Het boerenbedrijf overnemen of studeren. Het kleine boerderijtje had toen helaas geen bestaansrecht meer. Jan bezocht de Middelbare Landbouwschool en deed vervolgens de opleiding Levensmiddelentechnologie. Daarna werkte hij in de zuivelindustrie. 'We maakten er pap, vla, yoghurt et cetera. Na drie jaar kreeg ik een functie bij de Keuringsdienst van Waren in Dordrecht, waar ik in 1968 naartoe verhuisde. In 1973 vestigde ik mij met mijn gezin in Elst. Ik was toen inmiddels chef laboratorium in een conservenfabriek. Later hield ik mij bij het Zuiveringsschap Veluwe bezig met afvalwaterzuivering en kwaliteit van het oppervlaktewater. Het was echt een pionierstijd. Maar ik moest wel op de Veluwe gaan wonen. Mijn geboortegrond bleef trekken, dus ik vertrok in 1979 naar Puiflijk. In Nijmegen werkte ik vervolgens, als enige met een bacteriologische en chemische achtergrond, aan grote projecten: bodemsanering en afvalwater-/rioolbeheer.'

Stoomgemaal De Tuut
Jan vervolgt zijn imposante opsomming van werkzaamheden. Op zijn vijftigste werd hij hoofd Beheer en Onderhoud bij het Waterschap Maaskant. 'Het was een plezierige tijd, waarin ik mij bezig hield met stuwen, oevers et cetera. Kortom alles wat met water te maken heeft. Ik heb er goede contacten aan overgehouden, ik maak bijvoorbeeld al vijftien jaar deel uit van het dagelijks bestuur van de Nederlandse Gemalenstichting', aldus Jan. In 2007 ging hij met de VUT. Maar stilzitten, ho maar. Hij is sinds 1985 de drijvende kracht achter de restauratie van stoomgemaal De Tuut in Appeltern, waar hij samen met veel vrijwilligers van een regelrechte bouwval een prachtig museum maakte. 'Maar we hebben flink wat tegenslagen gehad', vertelt hij. 'We hebben enorm moeten lobbyen bij overheden en andere gremia om subsidies los te krijgen. Letterlijk jaren besteedden we uitsluitend aan overleg. Mijn oude contacten kwamen erg goed van pas, en uiteindelijk ontvingen we uit onder andere Europese subsidies zo'n zes ton. Maar zonder de onbetaalde uren van al die vrijwilligers hadden we het niet gered. In 2010 verscheen ons boek over de geschiedenis van de waterbeheersing en de Tuut, en in 2017 zag 'Tussen Stoom en Stroom' het licht.'

Geschiedenis
Omdat Jan de waarde ziet van oude machines, installaties en technieken was zijn voorzitterschap van de Federatie Industrieel Erfgoed Nederland, gedurende tien jaar, een logische stap. 'Ik vind dat we zuinig moeten zijn op onze geschiedenis, en de nog zichtbare relicten van technieken die, in brede zin, van belang zijn geweest voor de ontwikkeling van de maatschappij moeten bewaren. Je moet je geschiedenis niet verloochenen, niet alles afbreken. Veel Nederlanders gaan op vakantie naar Frankrijk, om nog oude dorpjes en kerkjes te kunnen zien, want hier hebben we ze bijna niet meer. Daar kan iets zo maar twintig jaar leeg staan, hier breken we het meteen af', verzucht hij.

Puiflijkse kerk
Naadloos gaat hij over op de leegstaande kerk van Puiflijk. Hij betreurt het dat dat gebouw zo snel mogelijk verkocht moet worden, en vindt dat de gemeenschap rond dit gebouw is vernietigd en de leefbaarheid in het dorp is aangetast. 'Kijk nou eens naar dit plaatje', zegt hij, terwijl hij een afbeelding uit het boek 'Mensen op de Hucht' tevoorschijn haalt. 'Hierop zijn maar liefst 58 Puiflijkse woningen en boerderijen te zien die tussen 1948 en 2013 zijn afgebroken. En soms alleen maar omdat het dak lekte, of omdat de verwarming kapot was. Ik heb me daar regelmatig stevig tegen verzet, en ook veel procedures gewonnen. Puiflijk zou nog extra mooi zijn als zelfs maar de helft hiervan er nog zou staan.'
Puiflijk is een prima dorp, volgens Jan. Hij ziet er veel actieve mensen, en nieuwkomers brengen meestal nieuwe ideeën mee. 'Die hebben vaak een frisse kijk op allerlei zaken, zijn gemotiveerd om iets van hun dorp te maken. Ik heb een hekel aan hiërarchie, zo van "d'n dieje van d'n dieje". Ik hoop wel dat de landelijke uitstraling van Puiflijk niet verloren gaat. Natuurlijk is nieuwbouw nodig, maar het zou ook op andere plekken kunnen. Ik zie met genoegen dat steeds meer jongeren hun steentje bijdragen. Het zijn de mensen die een dorp maken', aldus Jan.

Door Ton van Hulst