Afbeelding
Foto: Trudy Kunz

Knopendoos

Column Column Bas van der Hoeven

In mijn dorp zijn twee schutterijen. Een vete tussen arbeiders en notabelen veroorzaakte in 1901 een scheuring. De rijken bouwden een jaar later een feesttempel, een kruisbasiliek zonder toren. Het was meneer pastoor een doorn in het oog, deze poel van verderf, maar ja, de hoge heren stopten hem nogal iets toe, zo schreef hij zijn bisschop.

De oorspronkelijke herenclub is en was wars van schutterijconventies. Niks geen uniformen, sabels en pluimen, het bestuur liep in pandjesjas met streepjesbroek. Een wandelstok en hoge hoed maakten de uitdossing compleet. Zo schreden zij deftig als in een lijkstoet met stille trom naar het schietterrein. Spottend werd de schutterij de Dela genoemd, naar de gelijknamige uitvaartonderneming. 

In de eerste decennia van de vorige eeuw liep Hannes met het vaandel voorop. Voordat de stoet in beweging kwam, controleerde de ceremoniemeester steevast of de vaandrig zijn gulp wel dicht had. Na een blik op het kruis van Hannes klonk dan ‘Oké, we kunnen’, of de controleur ging met wat veiligheidsspelden in de weer. 

Hannes was een vrijgezel van amper een meter zestig, hij mocht het vaandel dragen omdat hij verder geen talenten bezat. Hij was zo arm dat hij zijn kleren bij de plaatselijke lompenhandelaar haalde. Wat daar belandde was tot op de draad versleten en... alle knopen waren verwijderd.

De mensen waren destijds zo zuinig dat ze de knopen van afgedragen kleding haalden en bewaarden in een blikken trommeltje, de knopendoos. Als vader een knoop van zijn jas was verloren, zocht moeder net zo lang tot ze een bijpassend exemplaar had gevonden. Kinderen gebruikten de knopen als betaalmiddel bij het winkeltje spelen en om mee te vlooien. De knopendoos was een bron van vreugde.

Geld was er amper, geluk was voor niets.

En voor Hannesen was nog een plaatsje voorin de optocht.

Door Bas van der Hoeven