Afbeelding
Foto: Trudy Kunz

Popbijbel

Column Column Bas van der Hoeven

Vorige week kreeg ik hem in huis: het boekwerk Want more?, met als ondertitel Het beste van 50 jaar OOR. Een vijf kilo zware popbijbel waarin een halve eeuw jongerencultuur is vastgelegd.

Vanaf het eerste persbericht, waarin wordt aangekondigd dat per 1 april 1971 een nieuwe, informatieve muziekkrant tweewekelijks gaat verschijnen, ben ik weg uit het heden. Al mijn muzikale helden komen langs, ik geniet van gesneden koek en wordt verrast door oud nieuws.

De eerste OOR’s waren aan mij niet besteed. Ik had amper geld voor elpees en het krantje kostte 85 cent in de losse verkoop. Bovendien stonden er veel bandjes in waar ik nog nooit van had gehoord.

Jaren later had ik een abonnement en een nieuwe droom: popjournalist worden. Zoals Bart Chabot het zo mooi beschrijft: lamlendig aan een bureau hangen, met je laarzen op tafel, glas whisky en een sjekkie binnen handbereik voor je uit staren en als de telefoon gaat lekker laten rinkelen.

Veel later kwam ik een beetje in de buurt. Ik rookte een sjekkie achter het bureau van De Gelderlander, dronk automatenkoffie en nam braaf de telefoon op. Maar Nick Helmond is Nick Cave niet en Julian Sas doet Hendrix niet vergeten. Oké, ooit mocht ik Herman Brood interviewen. In zijn nadagen. Bloed druppelde uit zijn mouw en er kwam geen zinnig woord uit.

Hoogtepunt van mijn carrière was een optreden van Bruce Springsteen in De Goffert. Ik moest ook de ‘randverschijnselen’ van het concert verslaan. Bruce speelde die avond integraal Darkness on the end of town, het meesterwerk dat ik grijs draaide. Ver weg, vanaf het enorme videoscherm keek hij naar mij. Vanaf Badlands tot de laatste tonen van Darkness on the edge of town hield hij me in zijn greep.

Het verhaal is er toch gekomen. Mét randverschijnselen.

Door Bas van der Hoeven