Afbeelding
Illustratie: Trudy Kunz

Column Bas van der Hoeven: Salomon

Column Column Bas van der Hoeven

Spitten in het verleden brengt vaak hilarische, maar soms ook navrante feiten boven tafel. Zo stuitte ik afgelopen weekend op een joodse familie die zich midden negentiende eeuw in mijn geboortedorp vestigde. De stamvader heette Salomon de Jong en was ‘slachter’ van beroep. Met zijn twee zoons, Jacob en Benjamin, begon hij een slagerij.

De Jud, noemden ze hem in het dorp. Het was de tijd van zakjes zwart-wit, jodenkoeken en pielemennekes. Zaken werden bij hun naam genoemd. Niemand nam daar aanstoot aan, niemand keek raar op van bijnamen als Ties de Mof, Pit d’n Aap en Dikke Bertha. Ook Salomon droeg zijn bijnaam met ere.

Omdat zoon Jacob een van de oprichters van de schutterij was, besloot ik zijn levenswandel na te gaan. Rond 1920 vertrok de familie om onbekende reden naar Rotterdam. Van daaruit verspreidden de nazaten zich over het hele land.

Van de acht kinderen van Jacob stierven er zes in concentratiekampen. Een van hen, Izaäk, had het kamp wel overleefd. Zijn naam, geboortejaar en sterfdag waren weliswaar in een gedenkteken voor oorlogsslachtoffers gebeiteld, maar dat bleek een misverstand. In de jaren zeventig meldde zich een zoon van Izaäk. Zijn vader had zich na de oorlog in Frankfurt gevestigd. Na zijn dood was hij op eigen verzoek begraven in Nijmegen, naast zijn moeder die in 1933 was overleden in het Radboud ziekenhuis.

Van Jacob zelf, geboren in 1850, kon ik aanvankelijk geen sterfdatum vinden. Tot ik las over zijn arrestatie in Rotterdam. Hij was als 92-jarige opgepakt, naar Westerbork getransporteerd en van daaruit in een veewagon naar vernietigingskamp Sobibor vervoerd.

De hoogbejaarde man overleefde deze beestachtige behandeling.

Op de dag van aankomst werd hij, met een van zijn dochters, vergast.

We moeten blijven vertellen wat mensen elkaar kunnen aandoen.

Zolang het nog kan.