Afbeelding
Illustratie: Trudy Kunz

Column Bas van der Hoeven: De ansichtkaart

Column Column Bas van der Hoeven

Tijdens een feestelijke bijeenkomst krijg ik twee dagboekjes van een vrouw. Ze heeft ze volgepend als meisje van twaalf. 'Kun je hier iets mee?', vraagt ze. 'Jij schrijft toch over Dekkerswald?' Ik blader in een van de boekjes. Gedreven door verveling schreef ze elke dag wie er op bezoek waren geweest in het sanatorium waar ze moest kuren om van tuberculose te genezen. De eentonigheid van het bestaan druipt van de bladzijden.

Op sommige bladzijden staan kleurrijke ansichten die ze af en toe van leeftijdgenootjes kreeg toegestuurd. Daarop getekende kinderfiguren met blozende wangetjes en fleurige kleding herinneren aan een sprookjeswereld die nooit heeft bestaan. Blauwe luchten, groene bomen, zingende vogeltjes en vooral: geen volwassene te bekennen.

Eén van de kaarten trekt mijn aandacht. Een jongen en een meisje, vroege tieners, staan bij een hekje. 'Wil jij verkering met mij', heeft de afzender bij het jongetje geschreven. Daaronder, wat dwingender: 'Schrijf terug!' De vrouw weet niet meer wie haar aanbidder was. 'Het is natuurlijk ook zestig jaar geleden', verzucht ze.

Dan neemt ze een besluit en scheurt de ingeplakte kaart voorzichtig van de pagina. Een gedeelte van het dagboek blijft achter op de ansicht. Maar de naam is te lezen. Ik ken die man. Hij is ook op de presentatie aanwezig. 'Daar zit hij', wijs ik. Ze gaat naar hem toe, met de kaart.

Als ik die avond naar huis ga, zitten ze nog bij elkaar. Intens in gesprek. De kaart tussen hen in. Waarschijnlijk praten ze over hoe het had kunnen zijn. Als zij wél teruggeschreven had. Als hij, kurend in hetzelfde sanatorium, haar had mogen bezoeken. Als die sprookjesachtige kaart het begin was geweest van een droom die was uitgekomen.