Bas van der Hoeven
Bas van der Hoeven Foto: Bas van der Hoeven

Column Bas van der Hoeven: Wonen

Column

Ik keek naar een tv-programma met jonge stellen in woonkamers als kille toonkamers. Ik dacht aan mijn eerste huis.

In de jaren zeventig ging ik trouwen om mijn schoonouders, die mij te min vonden voor hun veelbelovende dochter, schaakmat te zetten. Dat lukte. Gods zegen durfden ze niet te tarten, knarsetandend schudden ze mijn hand op de stoep van de kerk. Mijn kersverse vrouw en ik vierden na de dienst een feestje in de kroeg van mijn zus. Diep in de nacht waggelden we vervuld van liefde naar ons bruidsbed.

Ik werkte op een scheepswerf, maar had geen rooie cent gespaard. Mijn jonge echtgenote studeerde nog en kreeg geen bruidsschat mee. Maar dat maakte niets uit. De huurprijs van ons eenvoudige huisje was bespottelijk laag, het had geen spouwmuren, geen dubbelglas, geen afzuigkap en werd verwarmd met twee gevelkachels.

Ik timmerde een boekenrek voor de geluidsinstallatie, onze elpees en boeken. Maakte een tafel en een bank van houten fundatiebalken van een scheepsmotor, twee stoelen van krattenhout en klaar was de inrichting van onze woonkamer. De rest van het huis vulden we met tweedehands spullen. We reden in een stokoud Renaultje en dronken Boerenbondbier.

Wat waren we gelukkig met elkaar. Langzaam maakten we van het huisje onze woning. We timmerden, schilderden de kozijnen poepbruin, kochten kamerplanten en snuffelden op de Nijmeegse Lusemert naar meubilair.

Na zeven jaar was het huis naar onze zin en gingen we uit elkaar. Ik begon opnieuw. Weer zonder spaarrekening, weer met een vrouw die nog studeerde en een huis dat één grote puinhoop was. In het begin kregen we water en stroom van de buren. We sliepen op houten vloeren. Na 25 jaar was ook dat huis klaar. Ons huwelijk ook.

Ik keek naar het woonprogramma en dacht: iedereen faalt op z'n eigen manier.