Yola de Lusenet.
Yola de Lusenet. Foto: John van Gelder

Kijk op kunst: tekenen, een ontdekkingstocht

Algemeen Kijk op kunst

In deze rubriek bezoeken we diverse ateliers van Maas & Waalse kunstenaars. Deze keer aan het woord Yola de Lusenet uit Batenburg.

Door Ton van Hulst

Sinds twaalf jaar woont en werkt Yola in het oude pand De Custerie in Batenburg. Al tijdens haar studie in Amsterdam vatte ze de liefde voor het tekenen op, later richtte ze zich vooral op fotografie. ‘In de Liendense Waard heb ik veel foto’s gemaakt, maar al snel besloot ik opnieuw serieus tekenles te nemen. Mijn tekeningen betreffen altijd de natuur. Kleine dingen: bladeren of zelfs microscopisch werk.’

Haar onderwerpen vormen meestal een aanleiding voor een tekening, vertelt ze, en tijdens het werken worden die vaak minder herkenbaar; ze gaan een eigen leven leiden. ‘Kijk, hier in de tuin zie ik dode bladeren en verdorde planten; de structuur daarvan boeit mij. Ik ontdek daarin steeds iets nieuws. Uiteindelijk gaat het om het kijken. Als je niet goed kijkt, zie je veel mooie dingen niet.’ Yola werkt met diverse materialen, zoals pastel, inkt en aquarel. ‘Tijdens het proces moet er iets gebeuren, vind ik. Je kunt het ook laten gebeuren en zien wat er ontstaat. Het materiaal, de verf dus of de inkt, speelt een grote rol, in die zin dat het zelf ook iets doet. Elk werkstuk is weer iets unieks, het is een ware ontdekkingstocht. Ik werk niet graag op de vierkante centimeter; gepriegel is niets voor mij. Wel maak ik het mezelf liefst een beetje moeilijk. Ja, ik vind dat ik niet bang moet zijn voor mislukkingen, ik wil mezelf niet inhouden. Het eindresultaat wordt ten slotte een combinatie van toeval en beheersing. En de ondergrond, de drager, is eveneens van belang. Zo hou ik erg van Chinees rijstpapier, ook voor foto-afdrukken. Het heeft een mooie kleur, het leeft.’ Veel haar werk komt in een lade terecht, maar Yola doet met regelmaat mee aan atelierroutes en exposities. ‘Ik vind het leuk als mensen het mooi vinden en er iets in zien dat ze nog nooit opgemerkt hadden.’