Afbeelding
Illustratie: Trudy Kunz

Column Bas van der Hoeven: Rabarber

Column Column Bas van der Hoeven

Mijn moeder deelde haar passie voor tuinieren met haar zus.

Als tante Grietje op bezoek kwam, maakten de dames eerst een rondgang door de moestuin. Mijn moeder wees dan met brede armgebaren naar de uit de grond schietende gewassen en tante Grietje keek bewonderend rond. Soms sloeg ze met gevoel voor drama een hand voor haar mond.

Voor ze vertrok vulde moeder haar fietsmand. Een bos wortelen, twee bloemkolen of een zak vol snijbonen. “Daar zal Hendrik van smullen”, zei Grietje dan. “Die zegt altijd: er gaat niets boven de bloemkolen van Mieneke.”

In die tijd liep ik veel met een luchtbuks door de tuin. Op jacht naar monsters die achter elke boom of struik verscholen konden zijn.

Op een van die strooptochten hoorde ik geritsel tussen de bonenstaken. Ik dook achter een bessenstruik. Het loof van de bonen bewoog, ik richtte op het groen en drukte af. Uit het bonenbos klonk een kreet. Ik vluchtte en verstopte de buks in het kippenhok.

De volgende dag hoorde ik, terwijl ik de Donald Duck las, mijn moeder tegen vader zeggen dat ze zó iets raars had meegemaakt. “Ik stond met Grietje tussen de bonen toen we een knal hoorden. Grietje voelde iets in haar zij en ’s avonds viel er een loden kogeltje uit haar korset.”

Vader liet zijn krant zakken. “Nou ja, tussen Grietjes korset en haar vitale delen zit nog een flinke speklaag. Dus zo erg was het nou ook weer niet. Stel je voor dat ze in haar oog was geraakt, dan hadden we haar tussen de rabarber moeten begraven. Naast de kolenboer.”

Ze lachten heel hard samen. Ik sloop naar boven. Sinds die dag heb ik nooit meer één hap rabarber door mijn keel gekregen.

Bas van der Hoeven