Afbeelding
Illustratie: Trudy Kunz

Column Bas van der Hoeven: Samenzang

Column Column Bas van der Hoeven

Behalve in voetbalstadions en kerken hoor je het nog zelden: samenzang.

Vroeger werd er op verjaardagen altijd gezongen. Meestal was Lang zal hij leven de opwarmer. Iedereen brulde mee en naarmate de kelen beter gesmeerd raakten, werden de liedjes minder fatsoenlijk.

Hoewel de teksten geen enkel schuttingwoord bevatten, stonden ze bol van de dubbelzinnigheden. Elk lied was een vette, vocale knipoog. De drank was in de man, het fatsoen in de kan. Als moeder te hard begon te kuchen, legden we de armen over elkaars schouders en zongen heen en weer sjunkelend dat we zo graag een vis zouden zijn zodra het water in de Rijn schuimend bier werd. Dan ontspande ma.

Blijkbaar was drankzucht in die jaren minder bedreigend dan bijvoorbeeld de nacht bij de geit doorbrengen of spatten met de spatlap van Mie van Loon. Hoe dan ook, de samenzang zorgde ervoor dat longen en harten zwollen, ogen twinkelden en zelfs dissonanten smolten in de kroes van melodieuze eendracht.

Drie maal drie is negen, ieder zingt zijn eigen lied, zongen we. En als niemand zo gauw een meezinger paraat had, begon iemand anders wel: ‘Mijn vader maakt meubels, zijn zoon dat ben ik. Mijn vader maakt wiegjes, voor de inhoud zorg ik.’ Daarna brulde iedereen holladijee, holladijo, holladihaha holladijo...

Ik weet het, geen hoogstaand werkje van schrijf- noch toonkunst, ook niet in de taal van Schiller, maar god wat hadden we een lol. Soms liep de stemming zo hoog op dat mijn broer met de theemuts op z’n hoofd uit de keuken kwam en luid begon te zingen dat in de Sahara tussen twee kamelen een zekere Ali Baba met een zeker lichaamsdeel zat te spelen.

Dan greep moeder in.

Samenzang is uit. Iedereen zingt zijn eigen lied.
Solo, en niemand luistert meer.

Bas van der Hoeven