Afbeelding
Foto: Trudy Kunz

Column Bas van der Hoeven: Varen

Algemeen Column Bas van der Hoeven

Tot in de jaren zestig waren jongens meestal gedoemd in de voetsporen van hun vaders te treden. Meisjes trouwens ook, die volgden het voorbeeld van hun huismoeders. Keuzestress was een onbekend fenomeen, kinderen deden wat van ze werd verwacht.

In mijn dorp aan de rivier was er één ontsnappingsroute. Letterlijk. Je kon gaan varen. Alle broers van mijn vader verkozen het niet-zo-ruime sop boven het zwoegen op een werf of steenfabriek. Meestal nadat ze uitvoerig hadden bewezen voor niets anders te deugen. Op de binnenvaart kon iedereen terecht, ervaring was niet vereist.
En je kwam nog eens ergens. In de schoolvakanties mocht ik vaak meevaren. Op de Matterhorn II, een schip dat met vijf kilometer per uur stroomopwaarts naar Bazel werd gesleept. Van het eerste ochtendlicht tot aan het eerste avondrood. Laden en lossen duurde soms wel een week, er was dus tijd genoeg om aan wal ‘de nieuwe wereld’ te verkennen.

De communicatiemiddelen aan boord waren beperkt tot scheepsbel, luchthoorn, seinvlaggen, schelle kreten en woeste gebaren. Om te telefoneren met opdrachtgevers of het thuisfront moest je aan wal zijn. In de buurt van de ligplaatsen was altijd wel een cafeetje met een munttelefoon. Als je daar toch was kon je net zo goed een pintje vatten.
Ik herinner me vooral de rust aan boord, het landschap dat traag, in wandeltempo, voorbij kroop. De eindeloze avonden bij 24 volts lampjes, de nachten waarin het water vriendelijk murmelend, als een reusachtig dier, onder je bed door gleed. De ochtenden met optrekkende nevels en hete koffie, het eentonig geratel van kettingschalmen door kluisgaten.
Die tijd is allang voorbij. Varen is dag en nacht jachten en jagen geworden. De romantiek van het schippersleven is opgeslokt door de 24/7 tirannie. Mijn ooms zijn dood, mijn neven en achterneven werken allemaal aan wal.