Afbeelding
Foto: grote boze wolf

De Boze Wolf

Algemeen Column Bas van der Hoeven

In mijn jeugd waren er nog huizen met een bordje naast de voordeur waarop de onheilspellende tekst 'Onbewoonbaar verklaarde woning' prijkte. In onze straat huisde een alleenstaande man in zo'n gebrandmerkt krot. 'Die woont in een onverklaarbaar bewoonde woning', grapte mijn vader. 'Blijf maar uit zijn buurt.'

Van de man werd gefluisterd dat hij in zijn wilde jaren iemand had doodgestoken op de kermis. Ruzie om een vrouw. Na een lange gevangenisstraf kwam hij terug, vond nooit meer werk en verdronk de rest van zijn leven aan de toog van de dorpskroeg. Soms zagen we hem door de straat zwalken; een kleine kromgegroeide man. Als hij ons met bloeddoorlopen ogen aankeek vluchtten we naar huis. Huiverend van onbehagen met een randje genot.

De man sloot zijn deur nooit af, we slopen weleens naar binnen als hij naar het café was. In de woonkeuken stond, behalve een tafel en twee stoelen, een gaspitje met daarop een grote pan soep. Als we griezelend de deksel oplichtten zagen we een laagje schimmel. Naast de pan lag een vieze schuimspaan, blijkbaar schepte hij daarmee dagelijks de laag smurrie van het opgewarmde brouwsel.

Zo overleefde hij jaren van dagelijks drankmisbruik. Een wonder, dat misschien veroorzaakt werd doordat een van de drie kapelaans wekelijks bij hem langs kwam met de communie, het lichaam van Christus.

Na zijn dood werd het pand niet meteen gesloopt. Wij buurtkinderen speelden er verstoppertje in de oude bedsteden en op de duistere zolder, waar muizen ritselden in het stof van de eenzaamheid. Het was spannend, maar wat kon ons gebeuren? Opgroeien was één groot avontuur. Je dwaalde door een woud vol verwachtingen. De boze wolf zat veilig opgesloten tussen de kartonnen kaften van een voorleesboek.