Bas van der Hoeven
Bas van der Hoeven Foto: Bas van der Hoeven

Column Bas van der Hoeven: Foepjanknor

Column Column Bas van der Hoeven

Foepjanknor

'Goed voor de foepjanknor', zei een oom van mij steevast als hij likkebaardend een zachtgekookt eitje onthoofdde en naar binnen werkte. Mijn moeder antwoordde dan op vermanende toon: 'Houd je in Jan, er zitten kinderen bij.'

Die zin vond ik nog intrigerender dan de term foepjanknor.

Waarom mochten mijn zussen en ik dat woord, waarbij ik in gedachten mijn oom op een oude fiets zag rijden, niet horen?

De associatie met fietsen, kwam waarschijnlijk uit mijn prilste jeugd. We hadden destijds maar één rijwiel. Om mij nooit duidelijk geworden reden werd dat roestige barrel liefkozend de knortax genoemd. We waren met negen kinderen, dus meestal moest je te voet naar je bestemming. Gelukkig was er toen nog onvoorstelbaar veel tijd beschikbaar. Als je een boodschap moest doen in de buurtwinkel, kon je rustig op de heenweg knikkeren en op de terugweg hinkelen. Dan was je nog ruim voor je moeder het kolenfornuis op stoom had thuis.

Terug naar de foepjanknor. 'Ach Mientje, denk je nu heus dat die blagen niet weten waar ik het over heb?', verzuchtte ome Jan, terwijl een straaltje eigeel uit zijn linker mondhoek sijpelde. 'Die meiden hebben er de leeftijd voor. Ze kunnen maar beter weten wat het leven te bieden heeft.' Mijn moeder was dan een dag chagrijnig. Je praatte niet over foepjanknorren in de jaren vijftig.

In de jaren zestig veranderde dat snel. Iedereen foepjanknorde erop los met iedereen, tenminste, zo leek het. Zelfs mijn ouders werden op hoge leeftijd nog ruimdenkend en verwezen de ooievaar naar het rijk der fabelen. Soms zaten ze op zondagmorgen, als hun nageslacht kwam koffiedrinken in hun bejaardenwoning, uitbundig te stralen. Dan wisten kinderen en kleinkinderen genoeg: opa en oma hadden weer een potje liggen foepjanknorren.