A long underground corridor leads up the the surface and the light at the end of the tunnel
A long underground corridor leads up the the surface and the light at the end of the tunnel Foto: Christopher Boswell

Column Bas van der Hoeven: Bijna dood

Column

Ieder mens wordt uniek als-ie dood is.

Of, beter gezegd, iedereen wordt door familie en vrienden pas geprezen om zijn unieke eigenschappen als hij in een kist ligt.

Het valt me op sinds ik vaker aan de baar dan aan de bar sta: de dood maakt mensen mild. In de slagschaduw van Magere Hein gaat niemand uitweiden over eigenaardigheden van de gestorvene, laat staan over zwakheden of regelrecht hinderlijke trekjes. En die heeft toch echt iedereen.

Daarom pleit ik voor een bijna-doodfeestje. Dat organiseer je wanneer je denkt op de grens van leven en dood te balanceren. Daar word je geprezen om je unieke zijn. "Oké Karel, je bent een rare vogel, maar ik ben blij dat ik je ken. Blijf nog even bij ons. Zonder jou wordt deze aardbol een stuk saaier."

Of: "Truus, jij hebt me meermaals een spiegel voorgehouden. Niet fijn op die momenten, maar ik ben je dankbaar voor de broodnodige zelfkennis die ik daardoor heb verworven. Kom hier dat ik je zoen."

Tijdens zo'n dienst worden op een groot scherm foto's vertoond van je jeugd, je feesten, je liefdes, je kinderen, vrienden en familie. Onderwijl klinkt de mooiste muziek, de soundtrack van je leven. Je krijgt kippenvel en tranen in je ogen.

Het grote voordeel van zo'n bijna-doodfeestje: na afloop wandel je met alle genodigden naar de parkeerplaats. Je stapt in je auto, rijdt naar de kroeg en wordt dronken met je maten, makkers en meiden. Niks sombere koffietafel, niks grotere bossen bloemen dan je ooit kreeg, niks sniffende mensen bij een jou opslokkende aardmuil of een schoorsteen die je restanten in de atmosfeer loost; je bent er nog.

Als je uiteindelijk werkelijk dood gaat, is je leven gevierd, alles gezegd.

Rust.

Voor iedereen.