Bas van der Hoeven
Bas van der Hoeven Foto: Bas van der Hoeven

Column Bas van der Hoeven

Column

Op het platteland

We gingen naar vrienden die van iedere namiddag een feestje maken. Om het komende festijn van spijs en drank wat te compenseren, besloten we via een omweg over boerenpaden naar hun huis te lopen. Een vroeg voorjaar trilde boven de weilanden. Op een akker aan de Duitse grens reed een enorme driewielige tractor die een slang voortsleepte.

Op een muur stond: Nur wo man zu Fuss war, war man wirklich. We zegen neer op paarse stoelen langs de weg. De zon scheen alsof de ozonlaag was verdwenen. Eerbiedig keken we naar de stalen mammoet die traag over bouwland kroop. Tien kilometer boven ons vloog een vliegtuig met driehonderd passagiers wier reislust de vliegschaamte had overwonnen. Een naakte man met schuim in zijn mondhoeken rende joelend voorbij.

Onze trek in een borrel nam toe. We strompelden op onze kapotte gympen verder door eeuwenoude karrensporen. Waakhonden kwamen woest blaffend uit hun benauwde hokken. Kippen tokten klaaglijk alsof ze te gast waren in een consumentenprogramma. Geen haan te bekennen. Hier was de emancipatie voltooid.

Uitgeput kwamen we aan op het erf van onze vrienden. Hun auto was weg, alle deuren op slot. We dronken uit een troebele vijver en rustten op een van lege wijnflessen gemetselde bank. Na een half uur wachten, gaven we de moed op.

We besloten naar het dichtstbijzijnde café te gaan. Dat was gesloten. Mijn vriendin leunde zwaar op mijn gebroken rug. Mijn ogen traanden, mijn handen beefden. We besloten naar huis te gaan. Elkaar ondersteunend liepen we langs een gesloten sportpark en lege kinderwagens naar een vol kerkhof. Daar lazen we namen op marmeren stenen tot het ons duizelde. In de supermarkt kochten we wijn en kaas. Thuis kropen we dicht tegen elkaar op de bank en zagen de zon traag wegzakken achter de dijk.