Bas van der Hoeven
Bas van der Hoeven Foto: Bas van der Hoeven

Column Bas van der Hoeven: Rozen

Column

Ik liep op een eeuwenoud kerkhof, zo'n plek waar het verleden in stenen tafelen is gebeiteld. Bij een graf stond een oudere dame met een bos witte rozen. Ik hield mijn pas in. Ze keek me aan en zei: "Hier ligt mijn man. Altijd hard gewerkt. Een dag voor zijn pensionering lag hij 's morgens dood naast me."

Ik keek naar de steen. Hoorde merels fluiten, in de verte reed een vrachtauto piepend achteruit. "Twee rijen verder ligt mijn zoon", vervolgde de vrouw. "Verdronken. Hij was pas zestien. Sinds die dag heeft mijn man nooit meer gelachen."

De merels zwegen. De vrachtauto stond blijkbaar stil. Zelfs de cipressen bewogen niet meer in de wind. Alsof het moment bevroor.

Ze zuchtte diep, de wereld kwam weer in beweging.

"Hij was ons enige kind. Mijn man kon het verlies niet verwerken en mijn verdriet niet verdragen."

Ze draaide zich om en wees naar een onzichtbaar graf. "Daar, vlak bij het knekelhuisje is mijn moeder begraven. Lang geleden. Haar naam zal inmiddels niet meer te lezen zijn. Ik kom er nooit."

Haar stem was veranderd. Er was woede in geslopen. "Mijn moeder had een hekel aan al haar kinderen. Maar vooral aan mij. Ze vertelde me tot op haar sterfbed dat mijn geboorte een kwelling was. Dat ik toen al dwars lag, dat de bevalling twee dagen duurde."

Na een korte pauze: "Dankzij mijn man weet ik wat liefde is, maar na de geboorte van mijn zoon voelde ik pas dat iemand deel van je ziel kan zijn."

Ik sloot mijn ogen, wilde zeggen dat ik haar begreep, maar had geen stem. Ik opende mijn ogen, de vrouw was verdwenen.

De geur van rozen niet.